Norman Finkelstein De Holocaust-industrie Bespiegelingen OVER DE EXPLOITATIE VAN HET JOODSE LIJDEN METS EN SCHILT Amsterdam GLOBE Gent 2000 AAARGH Internet 2006 FINKELSTEIN : De Holocaust-industrie Vertaald uit het Engels door Jan Hamminga en Ruud van der Helm ISBN 90 5330 293 X Nugi 648 ISBN Belgie 90 5312 280 X D/2000/6144/018 Oorspronkelijke Titel The Holocaust Industry Reflections on the Exploitation of Jewish Suffering Tekstcorrectie : Sjoerd de Jong Omslagontwerp : Victor Levie Norman G. Finkelstein (Brooklyn, 1953) doceert politieke wetenschappen aan de De Paul University van Chicago. Eerder publiceerde hij Image and Reality of the Israeli-Palestine Conflict (1995), The Rise and Fall of Palestine (1996) en (samen met Ruth Birn) A Nation on Trial - The Goldhaguen Thesis and Historical Truth (1998), een vernietigende kritiek op Hitler's Willing Executioners van Daniel Golhaguen. AAARGH ( 1996 ) http://vho.org/aaargh http://aaargh.com.mx http://litek.ws/aaargh BOEKEN (260) VAN AAARGH (GRATIS) http: //vho.org/aaargh/fran/livres/livres.html http: //aaargh. com. mx/fr an/li vres/li vres .html MAIL! aaarghinternational@hotmail.com FINKELSTEIN : De Holocaust-industrie 'Het komt me voor dat de Holocaust wordt verkocht; in plants van dat er onderwijs over wordtgegeven.' Rabbijn Arnold Jacob Wolf, Hillel-bestuurder, Yale University Dankbetuiging Colin Robinson van uitgeverij Verso kwam met het idee voor dit boek. Roane Carey kneedde mijn overdenkingen tot een samenhangend verhaal. Tijdens elke fase van de productie van het boek boden Noam Chomsky en Shifra Stern bijstand. Jennifer Loewenstein en Eva Schweitzer keken kritisch naar de verschillende kladversies. Rudolph Baldeco bood persoonlijke steun en aanmoediging. Ik sta bij hen alien in het krijt. Op deze bladzijden probeer ik het erfgoed van mijn ouders weer te geven. Dienovereenkomstig is het boek opgedragen aan mijn twee broers, Richard en Henry, en mijn neef David. Enkele veelgebruikte afkortingen en namen van organisaties ADL - Anti~Laster Liga (Anti Defamation League) AJC - Amerikaans joods Comite (American Jewish Committee) Amerikaans Joods Congres (American Jewish Congress) Claims Conference, Conferentie over joodse materiele eisen tegen Duitsland (Conference on Jewish Material Claims Against Germany) Conferentie van voorzitters van de grootste Amerikaanse joodse organisaties (Conference of Presidents of the Major American Jewish Organizations ) Verenigd Joods Appel (United Jewish Appeal) WJC - Joods Wereldcongres (Jewish World Congress) WJRO - Wereldorganisatie voor joodse schadeloosstelling (World Jewish Restitution Organization) 3 FINKELSTEIN : De Holocaust-industrie Inleiding Dit boek is een ontleding van en een aanklacht tegen de Holocaust- industrie. Op de hiernavolgende bladzijden zal ik betogen dat de 'Holocaust' een ideologische voorstelling van de holocaust van de nazi's is. ( 2 ) Net als de meeste andere ideologieen vertoont ze een, zij het vaag, verband met de werkelijkheid. De Holocaust is niet een arbitraire, maar eerder een intern samenhangende constructie. De centrale dogma's ervan ondersteunen significante politieke en klassenbelangen. De Holocaust is zonder meer een onmisbaar ideologisch wapen gebleken. Door het in stelling te brengen heeft een van de meest geduchte militaire machten ter wereld, met een verschrikkelijke staat van dienst wat de mensenrechten betreft, zich opgeworpen als een 'slachtofferstaat'; en evenzo heeft de meest succesvoile etnische groep in de Verenigde Staten zich de slachtofferstatus toegeeigend. Aanzienlijke dividenden spruiten voort uit dit misleidende slachtofferschap, in het bijzonder immuniteit voor kritiek, hoezeer die ook gerechtvaardigd is. Zij die deze immuniteit genieten, wil ik daaraan toevoegen, zijn niet ontsnapt aan de morele verdorvenheid die daar bijna als vanzelfsprekend mee samengaat. Yanuit deze invalshoek is Elie Wiesels optreden als een officiele uitlegger van de 'Holocaust' geen toeval. Ronduit gezegd heeft hij die positie niet bereikt op grond van zijn humanitaire toewijding of literaire talenten. (3) Wiesel speelt deze leidende rol eerder omdat hij feilloos de dogma's van de 'Holocaust' verwoordt en dienovereenkomstig de achterliggende belangen ervan ondersteunt. De eerste aansporing voor dit boek was Peter Novicks basis- [8] studie, The Holocaust in American Life, die ik voor een Brits literair blad heb gerecenseerd. (4) Op deze bladzijden wordt de kritische dialoog die ik met Novick ben begonnen voortgezet; vandaar het grote aantal verwijzingen naar zijn studie. The Holocaust in American Life is eerder een pak prikkelende schetsen dan een onderbouwde kritiek en behoort als zodanig tot die eerbiedwaardige Amerikaanse traditie van de onthulling van schandalen. Maar net als de meeste schandaaljournalisten concentreert Novick zich alleen op de FINKELSTEIN : De Holocaust-industrie grootste wantoestanden. Hoewel vaak verpletterend en verfrissend, is The Holocaust in American Life geen radicale kritiek. Basisaannames blijven ongemoeid. Het boek, dat alledaags noch ketters is, is gericht op het controversiele uiteinde van het conventionele spectrum. Voorspelbaar genoeg ontving het dan ook veel, zij het gemengde aandacht in de Amerikaanse media. Novicks centrale analytische categorie is het 'geheugen'. Hoewel het geheugen tegenwoordig in zwang is in de ivoren toren, is het als zodanig ongetwijfeld het armoedigste begrip dat sinds lange tijd een weg in de academische wereld heeft gevonden. Met de verplichte wenk naar Maurice Halbwachs, streeft Novick ernaar aan te tonen hoe 'hedendaagse bezorgdheden ... de herinnering aan de Holocaust' hebben vormgegeven. Er was eens een tijd dat intellectuelen die van mening verschilden, robuuste politieke categorieen gebruikten als 'macht' en ’belangen’ aan de ene kant en ’ideologie’ aan de andere. Vandaag de dag is alleen de oppervlakkige, gedepolitiseerde taal van 'bezorgdheid' en het 'geheugen' overgebleven. Maar gegeven het bewijsmateriaal dat Novick aanvoert, is het geheugen van ofwel de herinnering aan de Holocaust een ideologische constructie van de gevestigde belangen. Hoewel uitverkoren is de herinnering aan de Holocaust volgens Novick vaak eerder wel dan niet arbitrair. De keuze, betoogt hij, wordt niet gemaakt vanuit een 'berekening van de voor- en nadelen' maar veeleer 'zonder al te [9] veel gedachten over ... de gevolged. (5) Het bewijsmateriaal geeft de tegenovergestelde conclusie in. Mijn oorspronkelijke belangstelling voor de nazi-holocaust was persoonlijk. Zowel mijn vader als mijn moeder overleefde het getto van Warschau en de nazi-concentratiekampen. Afgezien van mijn ouders werden alle familieleden aan beide kanten uitgeroeid door de nazi's. Mijn vroegste herinnering, zogezegd, aan de nazi-holocaust is hoe mijn moeder in 1961 aan de beeldbuis gekluisterd naar het proces van Adolf Eichmann zat te kijken als ik uit school thuiskwam. Hoewel zij nog maar zestien jaar voor dat proces uit de kampen waren bevrijd, bestond er in mijn geest altijd een onoverbrugbare kloof tussen mijn ouders zoals ik ze kende en hun ervaringen van vroeger. Foto's van mijn moeders familie hingen aan de muur van de woonkamer. Ik heb mijn relatie tot die mensen nooit echt kunnen doorgronden, laat staan dat ik begreep wat er was gebeurd. Zij waren mijn moeders zusters, broer en ouders, niet mijn tantes, oom of grootouders. Ik herinner me dat ik als kind John Herseys The Wall (De muur) en Leon Uris' Mila 18 las, beide fictieve verslagen over het getto van Warschau. (Ik herinner me ook nog altijd hoe mijn moeder, geheel verdiept in The Wall, klaagde dat zij niets las over de halte op weg naar haar werk.) Ik heb het geprobeerd, maar geen enkel moment heb ik in mijn FINKELSTEIN : De Holocaust-industrie verbeelding de sprang kunnen maken die mijn ouders, in al hun gewoonheid, met dar verleden verbond. Eerlijk gezegd kan ik dat nog steeds niet. Er is echter een belangrijker punt. Afgezien van deze fantoom- aanwezigheid kan ik me niet herinneren dat de nazi-holocaust ooit mijn kindertijd is binnengedrongen. De hoofdreden daarvoor was dat niemand buiten mijn familie ook maar iets leek te geven om wat zich had voorgedaan. Mijn kring van jeugdvrienden las veel en bediscussieerde hartstochtelijk de gebeurtenissen van de dag. Toch kan ik me in alle eerlijkheid geen [10] enkele vriend (of ouder van een vriend) herinneren die ooit vroeg naar wat mijn vader en moeder hadden moeten doorstaan. Het ging daarbij niet om een gepast zwijgen. Het was gewoon onverschilligheid. In dit licht kun je alleen maar sceptisch zijn over de stortvloed van leed toen de Holocaust-industrie eenmaal wortel had geschoten. Ik denk wel eens dat de ontdekking van de nazi-holocaust door het Amerikaanse jodendom soms erger is dan het vergeten ervan. Natuurlijk zaten mijn ouders in stilte te tobben; het leed dat zij hadden verdragen, werd niet in het openbaar erkend. Maar toch was dat nog altijd beter dan de huidige grove exploitatie van het joodse martelaarschap. Voordat de nazi-holocaust de 'Holocaust' werd, waren er slechts enkele wetenschappelijke studies over het onderwerp verschenen, zoals The Destruction of the European Jews (De vernietiging van de Europese joden) van Raul Hilberg, of memoires zoals Man's Search for Meaning (Zoektocht van de mens naar zingeving) van Viktor Frankl en Prisoners of Fear (Gevangenen van de angst) van Ella Lingens-Reiner.(6) Niettemin was deze kleine verzameling juweeltjes altijd beter dan de boekenplanken vol kitsch die nu de bibliotheken en boekhandels vullen. Aan het eind van hun leven verloren mijn ouders hun belangstelling voor de 'Holocaust' als een publiek spektakel, ook al herleefden zij het verleden dagelijks tot hun laatste ademtocht. Een van mijn vaders levenslange vrienden, een voormalig medegevangene uit Auschwitz, was ogenschijnlijk een onomkoopbare linkse idealist die na de oorlog uit principe Duitse schadevergoeding weigerde. Uiteindelijk werd hij directeur van het Israelische Holocaustmuseum Yad Vashem. Oprecht teleurgesteld gaf mijn vader na lang dralen toe dat zelfs deze man door de Holocaust-industrie was gecorrumpeerd en zijn overtuigingen had ingeruild voor een beetje macht en geld. Naarmate de weergave van de Holocaust steeds absurder vormen [11] aannam, mocht mijn moeder graag (met de nodige ironie) Henry Ford aanhalen: 'History is bunk.' (Geschiedenis is gezwam.) De verhalen van de 'overlevenden van de Holocaust' - allemaal gevangenen van de concentratiekampen, allemaal verzetshelden - vormden een aparte bron van galgenhumor bij mij thuis. Lang geleden zag John Stuart Mill al in dat FINKELSTEIN : De Holocaust-industrie waarheden die niet aan een continue uitdaging worden onderworpen, uiteindelijk 'ophouden de uitwerking van waarheid te hebben omdat ze door overdrijving tot leugen worden gemaakt'. Mijn ouders vroegen zich vaak verwonderd af waarom ik zo verontwaardigd was over de falsificatie en exploitatie van de door de nazi's gepleegde genocide. Het meest voor de hand liggende antwoord is dat de genocide wordt gebruikt om de criminele politiek van de Israelische staat en de Amerikaanse ondersteuning daarvan te rechtvaardigen. Ook is er sprake van een persoonlijk motief. Ik geef waarachtig om de herinnering van de vervolging van mijn familie. De huidige campagne van de Holocaust-industrie om Europa geld af te persen in de naam van 'behoeftige slachtoffers van de Holocaust' heeft de morele status van hun martelaarschap doen verschrompelen tot die van het casino van Monte Carlo. Los van deze kwesties echter blijf ik ervan overtuigd dat het belangrijk is om de integriteit van het historisch verslag te behouden en daarvoor te strijden. Aan het eind van dit boek opper ik dat wij door de studie van de nazi-holocaust veel kunnen leren over ons allemaal en niet alleen over de 'Duitsers' of de 'niet-joden'. Maar om dat werkelijk te kunnen bereiken, om echt te kunnen leren van de nazi-holocaust, moet de fysieke dimensie van de bestudering ervan worden teruggebracht en de morele dimensie worden uitgebreid, denk ik. Te veel openbare en particuliere middelen zijn geinvesteerd in de herinnering aan de nazi-genocide. Het grootste deel van de productie is waardeloos en niet zozeer een eerbewijs aan het joodse lijden maar eerder aan de joodse overdrijving. Het [12] moment is allang voorbij waarop wij onze harten voor het leed van de rest van de mensheid hadden kunnen openstellen. Dit was de belangrijkste les die mijn moeder mij meegaf. Ik heb haar nooit horen zeggen: je mag niet vergelijken. Mijn moeder vergeleek altijd alles. Ongetwijfeld moet er historisch onderscheid worden aangebracht. Maar om nu een moreel onderscheid te maken tussen 'ons' lijden en 'hun' lijden is een morele parodie zonder meer. 'Je kunt ongelukkige mensen onderling niet vergelijken,' stelde Plato humaan vast, 'en dan zeggen dat de een gelukkiger is dan de ander.' Ten opzichte van al het lijden van de Afro-Amerikanen, Vietnamezen en Palestijnen was mijn moeders credo altijd: wij zijn allemaal holocaust-slachtoffers. Norman Finkelstein New York, april 2000 FINKELSTEIN : De Holocaust-industrie [13] HOOFDSTUK1 [15] Gore Vidal beschuldigde enkele jaren geleden in een gedenkwaardige woordenwisseling Norman Podhoretz, de toenmalig hoofdredacteur van het blad Commentary van het Amerikaans Joods Comite (.American Jewish Committee , AJC), ervan on-Amerikaans te zijn. (7) Het bewijs was dat Podhoretz minder belang hechtte aan de Burgeroorlog - 'die uitzonderlijk tragische gebeurtenis die nog altijd doorklinkt in onze Republiek' - dan aan joodse zaken. Maar Podhoretz was wellicht Amerikaanser dan zijn aanvaller. Want op dat moment nam de 'Oorlog tegen de Joden' een centralere plaats in het Amerikaanse culturele leven in dan de 'Oorlog tussen de Staten'. De meeste hoogleraren kunnen getuigen dat in vergelijking met de Burgeroorlog veel meer eerstejaarsstudenten de nazi-holocaust in de juiste eeuw kunnen plaatsen en het aantal doden weten. Ja, de nazi-holocaust is zo ongeveer de enige historische gebeurtenis waaraan tegenwoordig in een collegezaal nog gerefereerd wordt. Onderzoek wijst uit dat veel meer Amerikanen de Holocaust kunnen identificeren dan Pearl Harbor of de atoombommen op Japan. Tot niet zo lang geleden echter speelde de nazi-holocaust nauwelijks een rol in het Amerikaanse leven. Tussen het einde van de Tweede Wereldoorlog en de late jaren zestig maakte slechts een handvol boeken en films gewag van de gebeurtenis. In de hele Verenigde Staten bood slechts een universiteit een bijvak over het onderwerp. (8) Toen Hannah Arendt in 1963 Eichmann in Jerusalem publiceerde, kon ze op slechts twee wetenschappelijke studies in het Engels terugvallen: Gerald Reitlingers The Final Solution en Raul Hilbergs The Destruction of the European Jews. (9) Het meesterwerk van Hilberg was toen nog maar net verschenen. Zijn promotiebegeleider aan de Universiteit van Columbia, de Duitse jood en sociaal-theoreticus Franz Neumann, had hem ten sterkste ontraden over het onderwerp te schrijven ('je graaft je eigen graf), en geen enkele universiteit [16] of algemene uitgever wilde zich aan het voltooide manuscript branden. Toen het ten slotte werd uitgegeven, kreeg The Destruction of the European Jews maar een paar, voornamelijk kritische besprekingen. (io> Niet alleen Amerikanen in het algemeen, maar ook Amerikaanse joden, met inbegrip van de joodse intellectuelen, besteedden weinig aandacht aan de nazi-holocaust. In een gezaghebbend onderzoek uit 1957 noteerde de socioloog Nathan Glazer dat de Endlosung van de nazi's (evenals Israel) 'opmerkelijk weinig effect had op het innerlijk leven van het Amerikaanse jodendom'. Op een symposium van Commentary in 1961 over 'Joods zijn en de jongere intellectuelen' benadrukten slechts twee van de eenendertig sprekers het belang ervan. Evenzo ging een door het blad Judaism georganiseerde conferentie van eenentwintig orthodoxe Amerikaanse joden vrijwel geheel voorbij aan het onderwerp. an In de Verenigde Staten herinnerden geen monumenten of herdenkingen aan de nazi-holocaust. Integendeel, de belangrijke joodse organisaties verzetten zich daartegen. De vraag is: waarom? FINKELSTEIN : De Holocaust-industrie De standaardverklaring is dat de joden getraumatiseerd waren door de nazi-holocaust en daarom de herinnering eraan verdrongen. Maar er is geen bewijs om deze conclusie te staven. Het lijdt geen twijfel dat sommige overlevenden destijds noch later wilden praten over wat er gebeurd was. Vele anderen wilden echter maar al te graag spreken en toen de gelegenheid zich voordeed, konden ze niet meer ophouden. 02 ) Het probleem was dat de Amerikanen niet wilden luisteren. De ware reden voor het openlijke zwijgen over de uitroeiing door de nazi's was de conformerende politiek van de Amerikaanse joodse leiders en het politieke klimaat in het naoorlogse Amerika. Zowel in binnenlandse als intemationale aangelegenheden volgden de Amerikaanse joodse elites ( 13 ) de officiele lijn van de Verenigde Staten. Daarmee dienden zij de traditionele doelen van assimilatie en [17] toegang tot de macht. Vanaf het begin van de Koude Oorlog sloten de grote joodse organisaties zich bij de rangen aan. De Amerikaanse joodse elites 'vergaten' de nazi-holocaust omdat vanaf 1949 West-Duitsland een belangrijke naoorlogse bondgenoot van de vs was in de confrontatie met de Sovjetunie. Het verleden oprakelen diende geen nuttig doel; het compliceerde de zaken alleen maar. Met enkele (al snel verworpen) bedenkingen schaarden de belangrijke Amerikaanse joodse organisaties zich achter de Amerikaanse steun voor een herbewapend en nauwelijks gedenazificeerd Duitsland. Het AJC prees als eerste de deugden van de nieuwe richtlijn uit angst dat 'elke vorm van georganiseerd verzet van Amerikaanse joden tegen de nieuwe buitenlandse politiek en strategische benadering tot isolement in de ogen van de niet-joodse meerderheid kon leiden en de naoorlogse winst in binnenlandse aangelegenheden kon bedreigen'. Het zionistische Joods Wereldcongres (Jewish World Congress, JWC) en zijn Amerikaanse afdeling staakten hun oppositie na de ondertekening van schadevergoedingsregelingen met Duitsland in het begin van de jaren vijftig. De Anti-Laster Liga (Anti-Defamation League, ADL) zond in 1954 als eerste grote joodse organisatie een officiele afvaardiging naar Duitsland. Eendrachtig werkten deze organisaties met de regering in Bonn samen om de 'anti-Duitse gevoelens' onder joden in te perken.